Laat de leerlingen eerst nazeggen en hardop lezen (TOmf2), dan navertellen (TOmf3) om uiteindelijk te komen tot beschrijven (TOmf4). In deze praktische proef kwamen TOmf2 en TOmf4 aan bod. Een tussenstap is het navertellen, waarbij leerlingen een korte beluisterde of gelezen tekst navertellen in hun eigen woorden.
Voor elk generiek doel vind je een volledig uitgewerkt voorbeeld in de didactische fiches op de PRO.-site of praktijkvoorbeelden in de ZILLbib.
Rijk strategieën aan en oefen ze met de leerlingen. Dat is van groot belang om leerlingen te leren spreken. Daarbij speelt modeling, waarbij je als leraar model staat, een cruciale rol.
Strategieën zijn:
- voorkennis gebruiken
- het spreekdoel voor ogen houden
- gebruik maken van ondersteunende lichaamstaal
- gebruik maken van ondersteunend visueel materiaal (prenten, presentatie, spreekkader , schema, sleutelwoorden, …)
- zich blijven concentreren ondanks het feit dat ze niet alles kunnen zeggen wat ze willen
Bij de leerplandoelen TOmf2, TOmf3 en TOmf4 is modeling opgenomen in de ontwikkelstappen van de leerlijn. Door voor de leerlingen model te staan en hardop na te denken over de aanpak van een spreekopdracht, leren de leerlingen welke vragen zij zich moeten stellen wanneer ze zelf iets moeten vertellen. Ze leren nadenken over wat ze willen zeggen, aan wie, waarom en hoe ze dat zullen doen. Alle strategieën die ze inzetten om in hun thuistaal te spreken, leren ze ook gebruiken om iets te vertellen in het Frans. Je geeft hun handvatten om die strategieën meer en meer zelfstandig in te zetten.
Mogelijke vragen die modeling kunnen ondersteunen:
- Aan wie ga ik iets zeggen? Wie luistert?
- Waarom ga ik iets zeggen? Wat is mijn doel? Wat wil ik met mijn boodschap bereiken?
- Wat wil ik vertellen?
- Hoe ga ik dat doen? In welke volgorde?
- Welke woordenschat en taalstructuren heb ik daarvoor nodig? Welke woorden ken ik al? Welke nog niet?
Door vooraf aan te geven waaraan de spreekopdracht moet voldoen, weet de leerling wat de verwachting is en kan hij zichzelf evalueren.
Voorbeeld 'Vertellen wat er op een kaart staat' : De opdracht is geslaagd als je vertelt dat het een uitnodiging voor een verjaardagsfeest is, hoe oud Mila wordt, waar het feestje plaats vindt, wat we gaan eten en drinken ...
Vertaal de Franse opdrachten niet, maar ondersteun jouw instructie met gebaren en lichaamstaal.
- Gebruik liedjes of spelvormen met veel mogelijkheid tot herhaling om structuren en woordenschat vast te zetten. Herhaal de liedjes regelmatig.
- Leer de woordenschat vooral visueel waarbij de leerlingen de woorden niet voortdurend hoeven te vertalen van Frans naar Nederlands of omgekeerd.
- Maak woorden en structuren zichtbaar in de klas. Hoe meer je visualiseert, hoe meer de leerlingen het onthouden. Bevestig papierstroken, flappen, wandplaten met veel gebruikte zinnen en structuren op de relevante plaatsen in de klas. Zo kan je de strook “Je peux ouvrir la fenêtre?” aan het raam hangen.
- Oefen het zelfstandig naamwoord samen met het lidwoord in.
- Zet in op de ‘kleine woordjes’. Het is noodzakelijk dat we niet alleen veel aandacht besteden aan zelfstandige naamwoorden, bijvoegelijke naamwoorden en werkwoorden. Ook voegwoorden, voorzetsels, telwoorden en bijwoorden zijn belangrijk om een mondelinge boodschap correct over te brengen. Gebruik deze ‘kleine woordjes’ in de loop van de dag. Dit kan bij klasinstructies of via spelvormen, zoals ‘Jacques a dit’.
- Oefen de woordenschat in betekenisvolle situaties. Losse woorden of woordenrijtjes zijn zo weer vergeten. Herhaal voortdurend in betekenisvolle situaties. Kies voor herkenbaarheid, dicht bij de leefwereld van de kinderen. Denk hierbij aan een mindmap maken, een woordwolk maken of oefenen via gesprekken en spelvormen (Bingo, Twister, Lotto, Wie is het?, Zeeslag, Memory, Kwartet …).
Laat de spreekopdracht opnemen. Leerlingen kunnen zo hun eigen werk herbeluisteren en eventueel opnieuw opnemen.
Laat de leerlingen niet altijd met hetzelfde schoudermaatje werken tijdens de les spreken. Zo krijgen de leerlingen meer oefenkansen en horen ze verschillende medeleerlingen.
Dit kan onder de vorm van de volgende elementen die de leerlingen tijdens de opdracht mogen gebruiken:
- staakwoorden
- structuurkaders
- tekeningen
- foto’s of afbeeldingen
- modelantwoorden (à gauche il y a … ; à droite il y a …)
Zorg voor een veilig klasklimaat. Leerlingen tijdens het spreken steeds onderbreken om fouten te verbeteren, werkt belemmerend. Fouten maken mag en is een onderdeel van het leerproces. Hoor je dezelfde fout regelmatig terugkeren? Leg dan kort de spreekoefening stil en behandel de fout klassikaal.
Doorheen de dag zijn er uitgelezen kansen om Frans functioneel in te zetten en de spreekvaardigheid te oefenen. Bijvoorbeeld door af en toe in het Frans te vragen hoe laat het is, door af en toe een Frans tussendoortje in te lassen waarbij op een speelse wijze de voorzetsels geoefend worden ...
Op de PRO.-site taalonderwijs Frans van Katholiek Onderwijs Vlaanderen vind je
- algemene aanbevelingen om mee aan de slag te gaan in je klas;
- uitgewerkte didactische fiches voor de spreekvaardigheid (TOmf2, TOmf3 en TOmf4);
- ons aanbod voor professionalisering Frans.
Op de PRO.-pagina basisaanbod leerplanimplementatie vind je alle nascholingen die je kunnen ondersteunen bij het implementeren van het nieuwe leerplan Zin in leren! Zin in leven!
De ZILL-site helpt je op weg met praktijkvoorbeelden en illustraties voor TOmf2 (nazeggen en hardop lezen), TOmf3 (navertellen) en TOmf4 (beschrijven).
Op de evaluatiebox basisonderwijs vind je ter illustratie evaluatie-instrumenten om breed te evalueren.